Laat mij mijn ziel dragen in het gedrang!


Laat mij mijn ziel dragen in het gedrang!

Tusschen geringen staan en hun oogen richten

naarboven, waar blinken Uw eeuwige sterren.

Ik wil een snoeier zijn in de wijngaard,

een werkman bij de druivepersen.

Laat mij mijn ziel dragen in het gedrang!

Mijn woord in den mond van stamelaars,

mijn hand voor die liggen langs het pad.

En voor het raam van mijn woning

een vlam in den nacht:

dat wie verdolen mocht

richt zijn schreden

naar het Huis van Toevlucht.

Ik zal het waschbekken klaar zetten,

brood en wijn op de tafel -

en het boek geopend

aan de parabel van den Goeden Herder.

Wies Moens