Geschiedenis van de Nederlandse literatuur na 1550

DE RENAISSANCE: ±1550 - ±1670

Vanaf ca. 1550 verandert de Nederlandse literatuur onder invloed van de Renaissance. Dit is letterlijk wedergeboorte: de herleving van de klassieke, d.w.z. de Griekse en Romeinse, cultuur.

De mensen die de geschriften uit de klassieke tijd (±400 vóór - ±400 ná Christus) bestudeerden en opnieuw uitgaven, worden humanisten genoemd, (beroemd werd Erasmus).

De algemene kenmerken van de Renaissance zijn:

1. Individualisme: aandacht voor de mens als individu.

2. Werkelijkheidszin: genieten van het aardse leven.

3. Nationalisme: streven naar een eigen staat en een eigen taal.

4. Grote invloed van de klassieke cultuur.

5. Behoefte aan onderzoek, ontdekkingen en uitvindingen.

6. De burgerij en de steden worden belangrijker dan de adel, de geestelijkheid en het platteland.

7. Het scheppen van schoonheid staat voorop in de kunst (eerder dan het eren van God).

De drie grote schrijvers uit die tijd zijn:

P.C. Hooft, G.A. Bredero, J. v.d. Vondel

Een belangrijk literair genre uit die tijd is het klassieke drama, een toneelstuk dat uit vijf bedrijven bestaat en als hoofdpersoon een tragische held heeft.

CLASSICISME EN VERLICHTING: ±1670 - ±1770

Zowel bij classicisme als bij verlichting neemt het menselijk verstand (de ratio) een centrale plaats in. We spreken in dit verband van rationalisme.

Classicisme houdt in:

Strikte naleving van allerlei regels en voorschriften betreffende de vorm van literaire werken, zoals ordelijkheid, duidelijkheid en streven naar volmaakte vormgeving; de klassieke en Franse auteurs dienen hierbij als voorbeeld;

Verlichting houdt in:

ROMANTIEK: ±1770 - ±1880

De romantische mens verwerpt de strakke vormen en regels van het classicisme en legt (als reactie op het rationalisme) het accent op het gevoelsleven. Hij is niet gelukkig met de tijd waarin en de plaats waar hij leeft. Hij kan zijn gevoelens op de volgende manieren uiten:

A. Zich afzetten tegen het gewone leven door:

1. individualisme (anders proberen te zijn dan anderen);

2. opstandigheid.

B. Vluchten uit het gewone leven:

1. vluchten in de natuur;

2. vluchten in het verleden;

3. vluchten naar verre landen;

4. vluchten in de humor;

5. vluchten in het geloof;

6. vluchten in de dood.

DE PERIODE 1880 - 1940

DE TACHTIGERS (rond 1880):

De Tachtigers zetten zich af tegen de romantische "domineespoëzie", simpele rijmen met een boodschap. (Zoals ‘Jantje zag eens pruimen hangen’)

Hun uitgangspunten zijn:

1. Individualisme: poëzie moet uitdrukking geven aan wat de dichter innerlijk het diepst ontroert.

2. L'art pour l'art: bij het schrijven mag de schrijver alleen de kunst voor ogen hebben.

3. Vorm en inhoud zijn één: de inhoud mag niet ten koste van de woorden en de versbouw gaan.

4. Estheticisme: de schrijver moet in zijn taalgebruik vooral "schoonheid" nastreven.

5. Impressionisme: hierbij gaat het om het weergeven van de sfeer of de stemming d.m.v. detailindrukken.

Het taalgebruik van het impressionisme wordt gekenmerkt door:

a. veel bijvoeglijke naamwoorden;

b. vergelijkingen;

c. neologismen (nieuw gevormde woorden).

De Tachtigers richten zich ook tegen het idealiserende proza van de romantiek.

Dat idealiserende proza wordt gekenmerkt door:

- edelmoedige en deugdzame hoofdpersonen;

- weinig karakteruitbeelding;

- het goede wordt beloond, het kwade bestraft.

De Tachtigers introduceren als reactie daarop het naturalisme.

De kenmerken van het naturalisme zijn:

- de hoofdpersoon is onevenwichtig en gaat vaak ten onder aan het noodlot;

- het (nood)lot van de hoofdpersoon wordt bepaald door de factoren:

- erfelijkheid;

- milieu (sociale omgeving en opvoeding);

- geen moreel oordeel: de personages worden onpartijdig gepresenteerd.

Het tijdschrift waarin de Tachtigers publiceren heet "De Nieuwe Gids".

Belangrijke Tachtigers zijn:

W. Kloos, F. v. Eeden

NIEUWE ZAKELIJKHEID (ongeveer 1930):

Kenmerken:

Te onthouden namen: F. Bordewijk en W. Elsschot.

De literatuur na 1945

Kenmerken zijn:

1. de hoofdpersonen hebben geen idealen

2. zij zijn anti-intellectualistisch en a-religieus

3. de nadruk ligt op de lichamelijkheid

4. liefde bestaat vooral uit lichamelijke handelingen die geen oplossing bieden voor de problemen van het bestaan. Deze problemen hebben vaak betrekking op eenzaamheid of dood

5. Taboes worden doorbroken.

De naoorlogse literatuur wordt wel "existentialistisch" genoemd, d.w.z. dat de mens in een gruwelijke wereld leeft, maar toch zijn lot in eigen hand houdt D.w.z.: dus zelf (niet God) de verantwoordelijkheid voor zijn eigen leven draagt. ‘Horror Vacui’ is een mooi voorbeeld.

Bij een aantal auteurs is er sprake van geëngageerde literatuur, d.w.z. literatuur die betrokkenheid bij de maatschappij en vooral aandacht voor sociale misstanden toont.

Een specifieke uitingsvorm:

DE VIJFTIGERS handboek p.213 (bovenste paginahelft).

Bovendien:

HET NIEUW-REALISME

Waarvan Cees Buddingh en Herman De Coninck de boegbeelden zijn